Maatschappij van Welstand

Op 18 juli 1822 werd de Maatschappij van Welstand opgericht door ds. Jacob van Heusden De volledige naam luidde “Protestantse Maatschappij ter bevordering van Welstand, door ondersteuning en voorlichting”. In 1830 werd die naam veranderd in “Maatschappij tot bevordering van Welstand, voornamelijk onder Landlieden”, later afgekort tot Maatschappij van Welstand.

Jacob van Heusden was predikant te Hilvarenbeek, waar hij in 1794/1795 de politieke omwenteling van het protestantse bestuur naar de Franse machthebbers van nabij had meegemaakt. Deze omwenteling werd gekenmerkt door de vlucht van veel protestantse ambtenaren naar het noorden, de naasting van het kerkgebouw door de katholieken en de komst van nieuwe, meestal katholieke bestuurders.

Deze ontwikkeling maakte de toestand van de kleine hervormde gemeenten op het platteland zeer kwetsbaar. Tussen 1795 en 1819 verdwenen in Brabant 35 zelfstandige hervormde gemeenten. Onder deze omstandigheden werd de Maatschappij van Welstand opgericht met als doel “Protestantse huisgezinnen te ondersteunen en langs dien weg kleine Protestantse gemeenten in stand te houden, en derzelver welstand te bevorderen door geschikte en brave Protestanten, die in bekrompen omstandigheden verkeer(d)en tot een vast bestaan te helpen”. Tot dat doel werden “huizen en landerijen voor een lagen prijs verhuurd, om inzonderheid hen, bij genoegzame bekwaamheid en geschiktheid, behulpzaam te zijn tot de uitoefening van den landbouw”. Het voornaamste doel was dus het behoud van de hervormde gemeenten op het Brabantse platteland.

De tactiek der Maatschappij was om geld in te zamelen in het hele land door lidmaatschappen en donaties. Vervolgens werden hiermee landerijen en woningen aangekocht, die werden verhuurd aan protestantse boeren. Men stelde als eis aan de pachter dat hij wilde meewerken aan de welstand van de plaatselijke kerkelijke gemeente. Verder werd een kinderrijk gezin verlangd of wel de verwachting dat de pachter een groot gezin zou stichten.

Inventarisatie

Om er achter te komen welke gemeenten het eerste steun nodig hadden, werd reeds in 1824 een inventarisatie gemaakt van de staat der hervormde gemeenten in Noord-Brabant, hun zielental, de mogelijkheid om daar landbouw uit te oefenen en het veelal ontbreken van hervormde boeren ter plaatse. In de gemeente Valkenswaard en Waalre woonde slechts één protestantse landbouwer. Vermoedelijk was dit Mathijs van Heijst, getrouwd met Johanna Arnolda Josina Slingsbie, met vijf kinderen. De familie van Heijst had in het verleden een secretaris, vorsters en schepenen geleverd. In deze nieuwe tijd bleken diverse leden van de familie van Heijst uitstekende landbouwers te zijn geworden.

Ondersteuningen in Valkenswaard

Toch zou het nog tot 1839 duren voordat in Valkenswaard de eerste aankoop gedaan werd. De Maatschappij kocht toen een boerenbedrijf van meer dan 10 ha. Dit werd ondersteuning nr.58. De boerderij was kadastraal bekend als perceel A 490 in De Haag, een buurtschap ten noorden van de dorpskern van Valkenswaard. De hoeve was gelegen aan de Haagstraat op een plaats tegenover de huidige basisschool De Dorenhagen.

Al vrij snel na de eerste aankoop in 1839 werden de bezittingen van de Maatschappij van Welstand in Valkenswaard uitgebreid.

In 1843 werden een aantal percelen weiland en bouwland aangekocht, twee jaar later gevolgd door een huis met aanliggende landerijen in het dorp. Dit werd ondersteuning nr.96. Het ging om een huis gekocht van Jan van Best, die veel bezittingen in Valkenswaard had. De boerderij lag vlakbij de markt aan de Maastrichterweg tussen de huidige Emmalaan en de Peperstraat. De boerderij was kadastraal geregistreerd onder nummer D 324.

Weer volgden enkele jaren waarin regelmatig diverse grondaankopen plaatsvonden. In 1851 werd een boerenhoeve met meer dan 8 ha gekocht. In feite ging het om de aankoop van drie huisjes in Geenhoven, een buurtschap ten noordwesten van de dorpskern. Kadastraal werden ze geregistreerd als A 312, A 313 en A 314. Deze drie huisjes werden in 1859 verbouwd tot één grote hoeve, ondersteuning nr.137. Op deze plaats is later de nieuwbouwwijk ’t Gegraaf opgezet.

De laatste ondersteuning in Valkenswaard werd in 1861 opgezet door de aankoop van een huis met ongeveer 6 ha grond. De boerderij was gelegen in Deelshurk aan de Nieuwe Velden (D 728). Deelshurk was een buurtschap ten zuidwesten van de dorpskern. Het ging hier duidelijk om een ontginningsboerderij, waarbij de landerijen nog niet zo lang geleden woeste grond waren.

De invloed op de hervormde gemeente

In totaal bezat de Maatschappij nu ongeveer 34 ha in de gemeente Valkenswaard verdeeld over vier ondersteuningen, namelijk:

  • nr.58 op De Haag (tegenwoordig Haagstraat).
  • nr.96 aan de Maastrichterweg.
  • nr.137 in Geenhoven aan de Waalreseweg.
  • nr.173 in Deelshurk aan de Molenstraat.

De bijdrage van de bewoners van deze “Welstandsboerderijen” aan het totale ledental der hervormde gemeente in Valkenswaard was aanzienlijk. In 1847 kwam 18% der lidmaten en in totaal 20% van alle gemeenteleden van een Welstands-hoeve. In 1854 met een nieuwe ondersteuning waren deze aantallen zelfs 36% respectievelijk 28%.

In 1860 was de pastorie aan restauratie toe en in een verzoekschrift aan de Synode om subsidie werd o.a. geschreven dat “de gemeente telt 36 zielen en behalve een enkel huisgezin en enkele afzonderlijk levende personen bestaat haar kern uit een viertal gezinnen die hoeven van de Maatschappij van Welstand bewonen en tezamen 24 zielen uitmaken”.

In 1889 werd door de kerkeraad van Valkenswaard subsidie aangevraagd voor de bouw van een nieuwe kerk en ook toen werd geschreven:

“… de gemeente telt even 60 zielen over verschillende dorpen verdeeld. De gemeente wordt in stand gehouden door de Maatschappij van Welstand met 4 hoeven. Verder door ambtenaren op de grenzen, beambten en grensstation spoorwegen”.

Familie van Heijst als landbouwers

In Aalst en Dommelen zijn geen ondersteuningen door de Maatschappij van Welstand gedaan. Verder is het niet verwonderlijk dat in Valkenswaard op de vier ondersteuningen enkele leden van de familie van Heijst voorkwamen. Deze van oorsprong Waalrese familie was bij het begin der 19e eeuw in onze dorpen gereduceerd tot Helena van Heijst, weduwe van Cornelis Groenen, en haar neef (tante-zegger), Mathijs van Heijst. Deze laatste was getrouwd met Johanna Arnolda Josina Slingsbie. Ze hadden op diverse plaatsen in de regio gewoond, maar waren in 1825 weer terug in Waalre.

Eén van hun zes kinderen, Adrianus van Heijst, zou later een zeer gewaardeerde pachter worden van de Maatschappij. Hij was oorspronkelijk blauwverver te Hoge Zwaluwe en wilde emigreren naar Noord-Amerika met vrouw en vijf kinderen. Hij veranderde van gedachte en werd pachter op ondersteuning nr.99 te Aarle-Rixtel. In de rapporten wordt zijn naam vaak als voorbeeld genoemd, vanwege de uitstekende wijze van beheer. Vele kinderen en kleinkinderen zijn terug te vinden als landbouwers op een hoeve van Welstand. Een kleinzoon van Adrianus van Heijst, weer met de naam Mathijs, kwam naar Valkenswaard en werd landbouwer op de boerderij nr. 137 in Geenhoven.